Al toen ik vijf jaar oud was wisten mijn ouders dat ik altijd van auto’s zou houden. Ik speelde elke dag met mijn modelletjes in mijn bed. Het liefst bleef ik daar vertoeven in mijn eigen wereld tot minstens twaalf uur in de middag. Het was niet zozeer het eigen wereldje waar ik verliefd op was, maar de modelautos. Elke keer als ik samen met mijn ouders naar de stad ging gingen we langs bij de intertoys zodat mijn broertje en ik een autootje konden kiezen uit de Hot Wheels bak. De bak was een doorzichtige ton met wel vijfhonderd modelletjes erin. Zo kon je door de zijkant heen kijken naar elk modelletje. Het was dan ook niet ongebruikelijk voor mij om een auto te kiezen die zich precies in het midden van de bak bevond, tot ergernis van mijn vader. Ondanks dat het graaien naar het juiste autootje soms wel tien minuten kon duren deed hij het altijd met plezier voor me. De vele tripjes naar intertoys resulteerde in een verzameling van wel tweehonderd verschillende autootjes.
Latere levensjaren
Twintig jaar later is er weinig veranderd. Ik hou nog steeds zielsveel van autos. Sterker nog, mijn liefde heeft zich uitgebreid tot het verzamelen van spulletjes die ook maar het minste of geringste te maken hebben met voertuigen. Denk bijvoorbeeld aan verkeersborden. Deze begon ik te verzamelen toen ik achttien werd. HEt zelf mogen rondrijden in de auto van mijn ouders gaf me een gigantische kick. Echter, de kick die ik ervaarde toen ik langs net gepoetste glimmende verkeersborden zoefde was nog veel sterker. Het is mede dankzij deze reden dat ik van mijn ouders op mijn negentiende verjaardag een verzameling gebruikte verkeersborden cadeau kreeg. Mijn vader had een oude vriend van de middelbare school die voor Rijkswaterstaat was gaan werken. Het bureau waar hij terecht was gekomen had toevallig een verzameling oude verkeersborden overgenomen van de gemeente Den Haag. Je kan je voorstellen dat ik deze maar al te graag in ontvangst nam. De verzameling bestond uit: een stopbord, een zebrapad bord, een laden en lossen bord en natuurlijk het befaamde parkeerbord. Maar het mooiste van alles was de noodverlichting die gebruikt werd in tunnels onder kanalen door. Het groene bord fonkelende zo mogelijk nog helderder groen dan mijn eigen groene ogen toen ik het uitpakte en het voor het eerst in het stopcontact stopte. Mijn ouders hadden er voor gezorgd dat de elektrische bedrading aan kon worden gesloten op een 220 volt huishoudelijk stopcontact. Nu ben ik vijfentwintig en zojuist uit huis gegaan. Trots hangt het groene bord nu boven de uitgang van mijn woning te fonkelen. Een betere plek ervoor kan ik niet verzinnen.